-
1 kant
1 [weefsel] lace4 [grensvlak van een lichaam] side ⇒ face, surface, 〈 figuurlijk〉 aspect, 〈 figuurlijk〉 facet, 〈 figuurlijk〉 angle, 〈 figuurlijk〉 view6 [plaats waar twee vlakken samenkomen] edge7 [richting] way, direction8 [plaatsbepaling met betrekking tot een scheidslijn; helft van het lichaam] side9 [deel/uiteinde van een gebied/lichaam] side, end10 [partij, kamp] side, part(y)♦voorbeelden:gekloste kant • bobbin laceopengewerkte kant • openwork laceaan de kant ! • step aside!aan de kant gaan rijden • pull inaan de kant gaan staan • stand/step asidezijn auto aan de kant zetten • pull up/over〈 figuurlijk〉 iemand aan de kant zetten • push someone out; 〈 informeel〉 give someone the push/shoveaan de kant van de weg • at the side of the road, by the roadsidelangs de kant blijven staan • stay on the sideline(s)het schip ligt aan/voor de kant • the ship is moored/berthednaar de kant komen • swim ashoreop de kant klimmen • climb ashoreiemand van de kant afduwen • push someone inzich van zijn goede kant laten zien • show one's good sidede goede kant van een zaak • the positive side of somethingiemands sterke/zwakke kanten • someone's strong/weak pointsde vlakke kant van een plank • the face of a plank〈 figuurlijk〉 aan de ene kant wel, aan de andere kant niet • on the one hand yes, on the other (hand), no; yes and nodeze kant boven • this side upiets op zijn kant zetten • put something on its sidehet gaat met hem de verkeerde kant op • he's going to the bad; 〈 bij ziekte〉 he's taken a turn for the worsedeze kant op, alstublieft • this way, pleasedat is de kant van Haarlem op • that's out towards Haarlem, that's out Haarlem wayvan alle kanten • left and right, on all sidesgeen kant meer op kunnen • have nowhere (left) to goik sta aan jouw kant • I'm on your sideiemand aan zijn kant krijgen • win someone over to one's sidevan die kant hebben we niets te vrezen • we have nothing to fear from that quarterde liefde kan niet van één kant komen • love must be a two-sided affairdat hoor je van alle kanten • that's what you hear on all sideswantrouwen van de kant van de bevolking • distrust on the part of the public11 familie van vaders/moeders kant • relatives on one's father's/mother's sidehij is aan de kleine kant • he is on the short sidevan de verkeerde kant zijn • be of the other persuasionwij van onze kant • (we) for our partiets aan kant maken • tidy something upiets niet over zijn kant laten gaan • not take something (lying down)zich/iemand van kant maken • do oneself/someone in, do away with oneself/someone〈 informeel〉 dat klopt van geen kanten • that's all/completely wrong -
2 bons
2 → link=bonze bonze♦voorbeelden: -
3 dijk
1 [dam] bank ⇒ embankment, 〈 met betrekking tot Nederland〉 dike, 〈 met betrekking tot Nederland〉 dyke2 [Algemeen Zuid-Nederlands] [promenade langs strand] front♦voorbeelden:1 een dijk (aan)leggen • throw up a bank/an embankmentde dijken doorsteken • breach the banks¶ iemand aan de dijk zetten • fire someone, lay someone off; 〈 informeel〉 give someone the push, axe someoneeen dijk van een huis/salaris • a massive house/salaryeen dijk van een film/boek • 〈 prachtig〉 a cracker of a film/book, a blockbuster (of a film/book) -
4 iemand aan de kant zetten
iemand aan de kant zettenpush someone out; 〈 informeel〉 give someone the push/shoveVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand aan de kant zetten
-
5 iemand aan de dijk zetten
iemand aan de dijk zettenfire someone, lay someone off; 〈 informeel〉 give someone the push, axe someoneVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand aan de dijk zetten
-
6 iemand de bons geven
iemand de bons gevenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand de bons geven
-
7 stoot
I 〈 de (mannelijk)〉2 [krachtig geblazen geluid] blast4 [onderbreking van beweging] jolt♦voorbeelden:iemand een stoot geven • 〈 duw〉 give someone a push; 〈 vuistslag〉 give someone a punch; 〈 met elleboog aanstoten〉 nudge someoneeen stoot onder de gordel geven • 〈 figuurlijk〉 hit/strike below the belteen stoot werk • piles of workop stoot zijn • be in good form♦voorbeelden: -
8 richting
1 [zijde, kant] direction♦voorbeelden:1 zij gingen richting Amsterdam • they went in the direction of/headed for Amsterdamrichting schuur gaan • make for the barniemand een zetje in de goede richting geven • give someone a push in the right directioneen nieuwe richting inslaan • strike out on a new course〈 verkeer〉 richting aangeven • indicate direction, signalzich in de richting bewegen van • go in the direction ofhet gesprek in de richting sturen van • bring the conversation round toeen heel eind gaan in de richting van • go a long way towardsdat komt aardig in de richting • that's more like itwind uit noordelijke richtingen • northerly windvan richting veranderen • change directionde moderne richting in de kunst • the modern school of art -
9 iemand een zetje in de goede richting geven
iemand een zetje in de goede richting gevenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand een zetje in de goede richting geven
-
10 duw
1 push ⇒ shove, 〈 zacht〉 nudge, 〈 in het bijzonder met scherp voorwerp〉 poke, 〈 in het bijzonder met scherp voorwerp〉 jab, 〈 in het bijzonder met scherp voorwerp〉 dig♦voorbeelden:
См. также в других словарях:
give (someone) the push — 1. to end someone s employment. After twenty years loyal service, they gave her the push. 2. to end a relationship with someone. They d only been seeing each other for two weeks when he gave her the push … New idioms dictionary
give someone the push — ► get (or give someone) the push Brit. informal 1) be dismissed (or dismiss someone) from a job. 2) be rejected in (or end) a relationship. Main Entry: ↑push … English terms dictionary
get (or give someone) the push (or shove) Brit. — get (or give someone) the push (or shove) Brit. informal 1》 be dismissed (or dismiss someone) from a job. 2》 be rejected in (or end) a relationship. → push … English new terms dictionary
give sb the push — ► UK INFORMAL WORKPLACE, HR to tell someone that they no longer have a job, especially because they have done something wrong: »I have no idea why they gave me the push. Main Entry: ↑push … Financial and business terms
give someone the push — … Useful english dictionary
give the push — give (someone) the push Brit informal : to dismiss (someone) from a job : to fire (someone) His boss gave him the push. [=gave him the ax] • • • Main Entry: ↑push … Useful english dictionary
give someone their cards — (Brit. informal) DISMISS, get rid of, lay off, make redundant, let someone go, discharge; informal sack, fire, kick/boot out, give someone their marching orders, give someone the (old) heave ho, give someone the elbow/push. → card … Useful english dictionary
get the push — British & Australian, informal 1. give (someone) the push to end someone s employment. I hear Nick got the push from the brickworks last week. (British & Australian, informal) 2. give (someone) the push to end a relationship with someone. Mandy s … New idioms dictionary
get the push — ► get (or give someone) the push Brit. informal 1) be dismissed (or dismiss someone) from a job. 2) be rejected in (or end) a relationship. Main Entry: ↑push … English terms dictionary
push — ► VERB 1) exert force on (someone or something) so as to move them away from oneself or from the source of the force. 2) move (one s body or a part of it) forcefully into a specified position. 3) move forward by using force. 4) drive oneself or… … English terms dictionary
push — verb 1》 exert force on (someone or something) in order to move them away from oneself. ↘hold and exert force on (something) so as to cause it to move in front of one. ↘move one s body or a part of it forcefully into a specified position.… … English new terms dictionary